Steeds vaker zullen mensen na een event (blessure, ziekte, aandoening, burn out, etc.) gaan starten met of overstappen naar de wandelsport. Dat betekent dat je als wandelsporttrainer veel (extra) vaardigheden nodig hebt.
Naast de wandelsporttechniek, het zelf goed aanleren en uitvoeren daarvan, is er in deze verkorte opleiding ook aandacht voor onderwerpen zoals wie zijn mijn deelnemers, waar moet je rekening mee houden, het calamiteitenplan, didactiek, bewegings- en foutenanalyse, het jaarplan, een periodeplan, het lesvoorbereidingsformulier en vooral heel veel praktijk.
Daarvoor zijn twee cursusdagen gepland, afwisselend theorie en volop praktijk. Na iedere cursusdag ga je zelf aan de slag met je praktijkopdrachten, om daarna een goed gevulde (s)portfolio aan te bieden; na goedkeuring hiervan kun je het praktijkexamen gaan uitvoeren. Deze stappen zijn nodig omdat de opleiding voldoet aan de kwalificatiestructuur van NOC*NSF: de (inter)nationale afspraken over het niveau van kennis, kunde en verantwoordelijkheid. Om het diploma (assistent-)wandelsporttrainer te verkrijgen zul je aan de Proeve van Bekwaamheid (PvB’s) moeten voldoen, theorie en praktijk.